Bijdrage raad 3 juli: spreektekst Ingrid Lether bij Zaadeest Stroe
Voorzitter,
Laten we eens teruggaan naar de feiten:
Staatsbosbeheer bezit een Rijksmonument, de Zaadeest. Rijksmonumenten kennen de wettelijke verplichting tot instandhouding. Staatsbosbeheer heeft daar naar verluidt niet zo’n trek in.
Deze Zaadeest is een stuk cultureel erfgoed, wat je als museum zou kunnen uitbaten, maar dat levert geen geld op om het monument te onderhouden.
Staatsbosbeheer vindt het idee van herstel van de historische functie van de Zaadeest en openstellen als museum prima, maar stelt als voorwaarde dat het museum dan zichzelf moet bedruipen en de kosten van het onderhoud moet opbrengen, want dan zijn zij van dit blok aan hun been af. De stichting met vrijwilligers die tot nu toe de incidentele openstellingen hebben gerund hapt toe. Er staat een initiatiefnemer op met een businessplan.
En vanaf daar loopt het scheef, en verdwijnt het museum rap uit het zicht. En dat is niet eens zo gek, want laten we eerlijk zijn, de Zaadeest is best een leuk stukje cultureel erfgoed, maar je bent er in een half uurtje doorheen. Ook op open monumentendag stonden er geen rijen tot onder het viaduct van de A1.
Als museum is het niet levensvatbaar en het plan dat de initiatiefnemer heeft, is dan ook eigenlijk het in gebruik nemen van een evenementenlocatie, onder de dekmantel van een museum. Het initiatief heeft als hoofdzaak het fabriceren van gin en het geven van workshops, op een leuke historische locatie. Zoals zoveel evenementenlocaties op leuke historische plekken zitten. Alle publiciteit en werving die tot op heden al plaatsgevonden heeft, was dan ook op gin en op workshops gericht.
Maar tussen de droom van de initiatiefnemer en de daad van deze bestemmingsplanwijziging staan wel wat wetten in de weg, en praktische bezwaren.
Eén daarvan is een gindistilleerderij ter plekke. Hoe je het ook wendt of keert, historisch gezien is dat nooit een onderdeel geweest van de Zaadeest, en praktisch gezien zou dat qua milieucategorie geen haalbare zaak kunnen zijn. En dan niet alleen omdat een andere kleine distilleerderij elders in Barneveld wél gewoon cat. 4.2 is. Maar óók omdat het omzetten naar een lagere categorie door metingen onderbouwd zal moeten worden. Die metingen zijn niet verricht, dus de grond onder de aanname dat het beperkt zal blijven tot cat. 2 is niet erg stevig.
Maar er staat meer in de weg: voor het herstel van de historische functie en dus het produceren van deze gin zijn dennenkegels nodig. Deze dienen onrijp uit de bomen geplukt te worden. Voor persoonlijk gebruik wordt beperkte wildpluk hier en daar gedoogd maar het is op grotere schaal gewoon verboden. Dat staat klip en klaar in de Omgevingswet. Kortom: die dennenappels mogen helemaal niet geplukt. Gebeurt dat plukken wel dan is dat strafbaar. Het functieherstel kan daarmee dus niet, en de ginproductie eveneens niet.
De aanvraag behelst de bestemming ‘cultuur en ontspanning’. Logisch, als je een museum wilt uitbaten.
Maar horeca en ambachtelijke bereiding van agrarisch producten (de gin dus) worden hierdoor automatisch óók mogelijk. Want die vallen onder de paraplu ‘cultuur en ontspanning’.
Echter, daarmee zijn beperkingen op de horeca niet mogelijk. Want hoewel inperking van de openingstijden een leuk idee lijkt, is de horecawetgeving landelijke wetgeving, en het beleid van Barneveld geeft geen handvatten om geen avondhorecavergunning af te geven.
Ik denk dat we als raad realistisch moeten zijn: een museum is niet levensvatbaar. Functieherstel van de Eest kan alleen met het illegaal verkrijgen van dennenkegels. Maar een evenementenlocatie, horeca en een ginstokerij passen niet op deze plek.
En – nu kom ik weer terug op de feiten aan het begin - eigenlijk zijn we bezig een niet-bestaand probleem op te lossen: een Rijksmonument, in bezit van Staatsbosbeheer, dat onderhouden moet worden door Staatsbosbeheer. Waarom zouden we ons daarvoor in allerlei bochten gaan wringen?
Dat zouden we met z’n allen niet moeten willen.