Schriftelijke vragen LB Betrokkenheid collegeleden ri raadsleden Scherpenzeel
Geacht College,
Op basis van de organisatieverordening van de gemeenteraad artikel 42, stelt de fractie van Lokaal Belang schriftelijke vragen aangaande uitingen over o.a. vermeende betrokkenheid van ons college richting raadsleden van de gemeente Scherpenzeel.
Tijdens de raadsvergadering in Scherpenzeel van 11 februari jl., heeft de heer W. Schuur, fractievoorzitter Pro Scherpenzeel, tot driemaal toe uitgesproken dat hij expliciet “vanuit het college van de gemeente Barneveld” benaderd en geïnformeerd is over het ongenoegen binnen het Barneveldse college, dat zij het nieuws over het Scherpenzeelse burgemeestersvoorstel voor een peiling aangaande de herindeling, uit de media hebben moeten vernemen. Burgemeester Klein weersprak dit in de raadsvergadering van Scherpenzeel. Mede gelet op de berichtgeving hierover in de Barneveldse Krant en andere media, hebben wij de volgende vragen:
1. Klopt de lezing van dhr. Schuur, dat hij hierover expliciet “vanuit het college van de gemeente Barneveld” is benaderd? Of heeft hij zelf contact gezocht? Zo ja:
a. Welke wethouder(s) betrof(fen) dit?
b. Sprak(en) deze wethouder(s) namens het college of op eigen titel?
2. a. Is er al eerder sprake geweest van contacten tussen het Barneveldse college (individueel of op collegeniveau) en leden van de gemeenteraad in Scherpenzeel over de mogelijke herindeling?
b. Is het vermelde feit aanleiding geweest om als colleges contact te zoeken met elkaar hoe om te gaan met deze situatie en dit soort situaties en/of uitspraken in algemene zin?
c. Wat is daar uitgekomen?
3. Vindt het college het verdedigbaar, daar waar het college in het openbaar met de mond belijdt ‘geen voorkeur te hebben voor zelfstandigheid of herindeling’ en ‘een ‘goede buur te willen zijn’, er mogelijk buiten het zichtveld van de samenleving en de gemeenteraden er oncontroleerbare uitspraken door het college worden gedaan?
In de gemeenteraadsvergadering van 11 februari jl. van Scherpenzeel is gesproken over en besloten tot het houden van een representatieve peiling op 17 maart a.s. teneinde ‘eenduidigheid en eenheid’ te krijgen op het aspect draagvlak. Een essentieel punt in het Beleidskader Wet Ahri, waarop de wens van GS tot deze herindeling door de Minister en andere betrokkenen, zoals PS en de Tweede en Eerste Kamer, getoetst gaat worden. Zowel GS (gedeputeerde Markink tijdens de PS vergadering van 10 februari jl.) als de Tweede Kamer en de Minister van BZK (Tweede Kamervergadering 11 februari jl.) als de gemeenteraad en Burgemeester van Scherpenzeel geven nadrukkelijk aan dat een peiling heel wenselijk, zo niet essentieel is om het belangrijke aspect draagvlak (in beide gemeenten) in kaart te brengen. Lokaal Belang heeft hier al vele malen op gehamerd. Bovendien gaf Gedeputeerde Markink in dezelfde vergadering van PS aan het liefst een peiling te zien in zowel Scherpenzeel als Barneveld! Wij zijn verbaasd dat, nog voordat de gemeenteraad van Scherpenzeel zich had uitgesproken, laat staan onze eigen gemeenteraad, wethouder Van Daalen al in de Barneveldse krant liet optekenen een peiling “niet nodig te vinden”.
4. a. Was de uitspraak van wethouder Van Daalen in de krant een eigen standpunt of het standpunt van het college?
b. Indien een collegestandpunt: Wanneer is dit dan officieel besloten?
c. Waarom heeft het college dit kennelijke besluit niet vooraf met de gemeenteraad in de gemeente Barneveld gecommuniceerd? En moest onze gemeenteraad dat via de Barneveldse Krant vernemen en niet via, zoals gebruikelijk is, een memo, zoals het college van B&W in de gemeente Scherpenzeel dit wel heeft gedaan? Overigens is het, volgens de Kieswet artikel J6, een bevoegdheid van de gemeenteraad om te besluiten om al dan niet een peiling uit te schrijven.
d. De inwoners van de gemeente Barneveld weten nergens van als het gaat om -bijvoorbeeld- de (financiële) gevolgen van een herindeling. Wij verwijzen u graag nog even naar onze schriftelijke vragen van 10 februari jl. Waarom passeert u de inwoners van de gemeente Barneveld, door het kennelijke standpunt geen gemeentelijke peiling te willen houden, als het gaat om draagvlak?
e. Waarom gaat u op voorhand voorbij aan de wens/advies van zowel GS (gedeputeerde Markink), als de Tweede en Eerste Kamer alsmede de Minister, door het houden van een gemeentelijke peiling met betrekking tot draagvlak, af te wijzen? U laat als college een kans lopen om, ook in samenwerking met de gemeente Scherpenzeel, extra aandacht te besteden aan het in kaart brengen van draagvlak, terwijl u eerder stelde dit heel belangrijk te vinden.
f. Was het niet verstandiger geweest om eerst, na de besluitvormende vergadering in Scherpenzeel op 11 februari jl., in overleg te gaan met de beoogde fusiepartner, de gemeente Scherpenzeel, alvorens stellige uitspraken te doen? Dit in het kader van de goede verhoudingen en het werken aan de onderlinge relatie en vertrouwen.
g. Vond u eerst ‘een stevig draagvlak in beide gemeenten’ een duidelijke randvoorwaarde, die randvoorwaarde verdween als sneeuw voor de zon in uw reactie op het besluit van GS tot de vaststelling van het Herindelingsontwerp, 12 januari jl. (B4.28). Doet ‘een stevig draagvlak in beide gemeenten’ er voor het college niet meer toe?
h. Is uw college met ons van mening, zoals gesteld, dat de raad van de gemeente Barneveld over een peiling ten aanzien van draagvlak een besluit moet nemen?
Vriendelijke groeten,
Mijntje Pluimers-Foeken
Barneveld, 15 februari 2021